Eten volgens de seizoenen; weet u het nog?
Uit: Nr. 241, jan/feb 2016
Hoezo meer eiwitten en minder koolhydraten? Hoezo wel of geen vet?
Na alle voedingshypes van de afgelopen jaren – waarbij allerlei verschillende aanbevelingen over elkaar heen buitelen – begon ik mij af te vragen of er niet een heel logisch en consistent verhaal te maken valt over wat echt gezond eten is. Na enige tijd raakte ik steeds meer overtuigd dat het antwoord gewoon in de natuur te vinden is en niet in een laboratorium. En dat levert de volgende bevindingen op.
Na de winter zien we de plantenwereld in ons deel van de wereld langzaam weer tot leven komen. In het voorjaar bevatten de planten vooral veel eiwitten en mineralen. Logisch dat in die periode in de dierenwereld veel nieuw leven geboren wordt, waarvoor deze voedingstoffen dan essentieel zijn. In de natuur is alles op elkaar afgestemd.
Naast die eiwitten en mineralen bevatten diverse planten (bloed-)reinigende stoffen die ons lichaam helpen om afvalstoffen af te voeren die in de winter in ons lichaam opgeslagen zijn. Dit opslaan werd vroeger nog versterkt doordat mensen in de winter minder bewogen.
Mensen hielden in het vroege voorjaar vaak al een soort ‘vastenkuur’ omdat de wintervoorraad begon op te raken. Ook dit ‘vasten’ reinigt.
Richting de langste dag zien we dat het eiwitgehalte in planten langzaam daalt en het koolhydraatgehalte langzaam stijgt. Dit proces gaat na de langste dag door. Verder zien we dat in diverse zaden vetten aangemaakt worden.
In het najaar zien we dat planten veel meer vezels hebben en het blad inmiddels ook minder mals is. Dat betekent meer koolstof, dus koolhydraten, en minder stikstof, dus eiwitten. Met name in de nazomer en herfst – als er, naast veel groente, juist ook veel fruit beschikbaar is – worden er veel suikers, ook vruchtensuikers, gegeten. Het nut van deze grote voorraad koolhydraten in de herfst is dat het teveel aan wat gegeten wordt, opgeslagen wordt als vet. Volgens dr. David Perlmutter (boek: Het glutengevaar) bevordert insuline waarschijnlijk de vetopslag. Dit komt overeen met de voorgaande bevindingen. Omzetting van overtollige koolhydraten in vet is de beste manier om reservevoedsel op te slaan, in mens en dier. In de loop van de winter wordt deze vetreserve langzaam ‘opgebruikt’.
Men was zich heel goed ervan bewust dat men in het voorjaar niet teveel dieren moest doden, omdat ze op dat moment ten eerste vermagerd waren door de winter, maar vooral omdat ze jongen moesten voortbrengen. Wel werden eieren verzameld en werd er wat gevist. Vooral in het najaar werden dieren bejaagd en gegeten.
Van dit natuurlijke ritme is weinig overgebleven, omdat alles het hele jaar door beschikbaar is. Alleen is ons lichaam sinds het ontstaan van de mens nog niet in dit tempo mee geëvolueerd. Ook in het paleo-dieet (het oerdieet) wordt dit niet duidelijk naar voren gebracht.
Dit levert de volgende conclusies op:
Dat eten volgens de seizoenen het meest aansluit bij onze genen. Dat eieren (lees: eiwit) bij Pasen horen en vlees (eiwit en vet) en gebak (suiker = koolhydraten) bij Kerst. …En dat het een hele kunst is om dit in onze maatschappij een goede vorm te geven.